donderdag 11 februari 2010

Communiceren, samenwerken en managen.

Essay groepenwerk.

Als een opdrachtgever aan me vraagt hoe ik als trainer voor individuele en organisatorische verandering met mensen werk zit ik altijd voor het volgende dilemma. Als ik vertel hoe het toegaat in zo’n groep weet ik uit ervaring dat mijn gesprekspartner me niet zal begrijpen toch staat hij in zijn recht daar wat over te horen. Het is echt geen tekortkoming van me dat ik het niet kan uitleggen. Mensen die deelgenomen hebben aan mijn groepen hebben me vaak verteld dat ook zij niet begrepen worden wanneer zij er een ander over vertellen. Dat mijn werk niet uit te leggen is beschouw ik als een goed teken. Om verandering te brengen in de veelal te kort schietende communicatie- en leiderschapspatronen in organisaties is het nodig de stroom van meer van hetzelfde te doorbreken door de bestaande logica met andere logica’s in aanraking te brengen. De bestaande manier van doen heeft de problemen niet kunnen oplossen dus is er iets geheel anders nodig.

Hoe is het mogelijk dat het niet uit te leggen is? Dat wordt veroorzaakt door een feit, de mens is niet maakbaar. De mens is rationeel/intellectueel niet te begrijpen en dat is maar goed ook. Want zo behouden we de mogelijkheid ondanks de oprukkende theorieën en systemen die steeds meer greep op ons trachten te krijgen, toch vrije mensen te blijven. Er zijn kilometers boeken over organisatiekunde, psychologie, psychotherapie, filosofie gedurende eeuwen volgeschreven en we zijn er met zijn allen nog mee bezig hoe we beter met elkaar kunnen werken en samenleven. Er bestaat in de mens een mysterie dat gaandeweg meer en meer ontkend wordt maar dat gewoon blijft wat het altijd al was namelijk onkenbaar. Ik koester daarom mijn niet-weten naast mijn wel-weten. Die positie levert voor mijn klanten al veel op. De dwang om alles zo goed te moeten weten wordt minder. In ieder gesprek zijn er momenten waarop je iets niet weet. Het niet-weten wordt constructief wanneer je je niet-weten kan omzetten in vragen; daarvoor is het nodig je ingevingen helemaal ‘aux serieux’ te nemen. Door de vragen te stellen merken mensen dat de kwaliteit van hun zakelijke gesprekken toeneemt. Dat is winst.

Op een dag kwam hij in de middagsessie en zei ‘ ik heb het losgelaten’.
Ik was verwonderd want hij zat zo vast in zijn krampachtige wantrouwen ten aanzien van zijn baas. Op de vraag hoe hij het had losgelaten kon hij zelf geen antwoord geven laat staan dat ik het zou kunnen. Een paar maanden later kreeg hij inderdaad de promotie die hij wilde hebben en die hem toekwam.

Als professional of manager weten we natuurlijk veel en dat hoort ook zo. Zodra we echter met een ander in gesprek zijn om ergens een oplossing voor te vinden ontstaat de menselijke dynamiek die ons in de problemen kan brengen of ons juist in de ander geïnteresseerd kan maken.
Ik beweer niet dat mensen niet in elkaar geïnteresseerd zijn, wat ik zeg is dat de kwaliteit van de interesse en hoe die tot uiting wordt gebracht versterkt kan worden. Als dat gebeurd blijkt dat het werken met elkaar veel minder gecompliceerd is dan we eerder dachten. Dan worden de natuurlijke structuren tussen mensen krachtiger, komt er meer zelfsturing, is er meer onderling vertrouwen en neemt de druk van controle af. Het is mijn ervaring dat ineffectieve communicatie-, samenwerkings- en managementpatronen zich meestal zonder al te veel moeite transformeren omdat mensen merken hoeveel winst daarmee te behalen is.

Het gaat over gewone onderwerpen zoals hoe communiceer je en hoe geef je leiding en hoe werk je samen. Het gaat niet over modellen en instrumenten maar over de vraag hoe we voor elkaar zo waardevol mogelijk kunnen worden. Ik stuur de groep zo aan dat mensen hun situatie anders gaan zien dan zij voorheen deden en er dan oplossingen gevonden worden. Wat ik niet kan uitleggen is hoe mensen anders tegen zaken aan gaan kijken. Er vindt een intern proces plaats dat niet te begrijpen of te voorspellen is. Mensen gebruiken veel modellen, psychologieboeken, maar vergeten wel eens dat het een model is en niet de werkelijkheid.

Zoals de lezer al merkt aan hoe ik schrijf, gaat het verhaal in cirkels, er zit geen rechte lijn in. Is leven en werken dan steeds een essay, een proberen? Deze zienswijze maakt het leven van mensen wel veel makkelijker en ook effectiever vooral als het ook nog een spel mag zijn. Het streven naar perfectie doet geen recht het feit dat mensen nu eenmaal beperkingen hebben en is een groot obstakel op hun ontwikkelingsweg.
In cirkels, kronkels, ogenschijnlijke zijpaden, zo ook gaat onze persoonlijke ontwikkeling/groei. Die gaat niet recht op het doel af. Er bestaan verschillende kenmerken van de, gegeneraliseerde, organisatie die de ontwikkelingsprocessen van de mensen in de weg staan, een daarvan is resultaatgerichtheid. Een afdeling of een professional moet een resultaat bereiken en dat hoort zo. Het persoonlijk ontwikkelplan van de medewerker of manager kan echter niet functioneel resultaatgericht gemanaged worden. Dat is contraproductief omdat de menselijke psyche zo niet werkt. Die is niet rationeel maar symbolisch, intuïtief, fantastisch. Ik heb daarom zo mijn twijfels bij het enthousiasme over competencemanagement; afdwingen van gewenst gedrag is contraproductief. Hoe gewenst is het gedrag van degene die dat af wil dwingen? Nog even over resultaatgerichtheid. In mijn woorden ‘ gaat dat begrip erover heen’ omdat mensen juist van zichzelf graag resultaten bereiken. Iedereen houdt ervan als ie iets goed voor elkaar gekregen heeft, dat geeft een voldaan gevoel er daar houden mensen van. Als er ‘resultaatgericht’ geroepen wordt raken mensen in wezen in de war; want ik wilde zelf toch al resultaat bereiken. Dit behoort tot het terrein van de paradoxale uitspraken. Nog één ’de directie eist dat de mensen uit zichzelf werken’.
Terug want het ging over die werkwijze van mij die niet uit te leggen is.
Dan maar een voorbeeld. Op zo’n middag in een groep zit A te beweren dat hij schoon genoeg van B heeft omdat die zo warrig praat. Het loopt op want A wordt er opgewonden van. Wie is nu waar verantwoordelijk voor? Is het B die warrig praat? Praat hij echt warrig of is het alleen A die dat vindt.
De anderen kunnen B wel volgen. Wat is er nu aan de hand. Is A ervoor verantwoordelijk dat B van zijn gepraat in de war raakt. Nee. Dus A is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen verwarring. A gaat dat uitzoeken. Maar dan zijn we er nog niet. Want wat is er echt aan de hand? A is gewoon anders dan B. A is een denktype en B is een gevoelsmens; zij bekijken de wereld ieder op een andere manier. Geen van beider zienswijzen kan het predikaat absoluut waar krijgen. We bespreken dit in de groep en er vallen kwartjes. Er is uiteindelijk een sfeer van opluchting want mensen zien dat ze met elkaar in de problemen raken omdat ieder nu eenmaal anders is. Het met een groep mensen ergens over eens worden is eigenlijk een onmogelijke zaak wanneer je ziet hoeveel verschillende interpretaties er aan tafel zitten. Als zij dit zich hiervan bewust worden heeft dat het effect dat zij veel meer in elkaar geïnteresseerd raken en veel meer bij elkaar gaan na vragen hoe zij tegen zaken aankijken; het niet uit te leggen wonder is dat er dan een hele serie samenwerkings- en managementvraagstukken van tafel gaan. Denk nou niet dat je het weet als je dit gelezen hebt. De transformatie vindt plaats door zo’n situatie te ervaren en niet door nu te denken dat je het weet.

dinsdag 2 februari 2010

Er Mogen Zijn

in de discussie over embryoselectie.

In de discussie over de embryoselectie wordt een belangrijk argument tegen die handelwijze over het hoofd gezien. Dit argument is van existentiële aard. De moeders met erfelijke borstkanker die vragen om embryoselectie teneinde die niet aan hun kind door te geven, zien over het hoofd dat als embryoselectie voorafgaand aan hun eigen geboorte was toegestaan, zij dan zelf niet geleefd zouden hebben. Zij ontkennen hun eigen zijn. Leven wordt tot een ding gemaakt. Als ik dit helemaal op me in laat werken voel ik een diepe ontzetting bij iedere vorm van embryoselectie. Ik begrijp dat hier grote emotionele belangen op het spel staan. Ik ben begaan met mensen die onder een erfelijke ziekte lijden. Niettemin is het belangrijk het hoofd koel te houden en alle consequenties te overwegen.

Het gaat om familiedrama's waarbij over vele generaties geleden wordt aan een erfelijke ziekte van lichamelijke of psychische aard. De vraag dient zich dan aan wanneer er eindelijk genoeg geleden is. Zo’n familie verdient het een keer van die eeuwige herhaling van ziekte en ellende verlost te worden.
Zelf heb ik ervaring met erfelijke depressie en het heeft me ontzettende moeite gekost mij daarvan te verlossen. Een familiedrama waarover ik jaren geleden besloten heb aan de herhaling een einde te maken. Dat was voor vorige generaties niet mogelijk omdat de psychotherapeutische middelen en de ondersteunende medicijnen niet bestonden. Ik moet er niet aan denken dat de embryoselectie voor mijn geboorte toegestaan was geweest voor psychische erfelijke storingen. Het ware mogelijk geweest dat ik niet geleefd zou hebben. Niets, hoe waardevol ook, zou me aangeboden kunnen zijn waarvoor ik dit leven had willen inruilen. Ik ben blij dat ik er mag zijn.

Zoals gezegd voel ik me begaan met mensen die zich in een dergelijk familiedrama bevinden maar niettemin moet ik enkele ingrijpende vragen stellen. Dat doe ik niet lichthartig; ik doe dit omdat ik meen dat in de discussie rond de embryoselectie onze bestaansgrond geraakt wordt.

Is borstkanker zo erg dat degene die het krijgt liever helemaal niet geleefd zou hebben? Of, loopt er een moeder rond die het borstkankergen aan haar dochter heeft doorgegeven en eigenlijk vindt dat haar dochter er beter niet had moeten zijn? Waarom dan het embryo wel verbieden er te mogen zijn? Net als met betrekking tot de behandeling van depressie kan ook bij borstkanker gezegd worden dat de behandelmogelijkheden alsmaar beter worden.

De moeder die embryo’s wil selecteren ontkend zichzelf en het recht op leven van haar embryo met het gen. Ik herinner aan het feit dat ieder embryo zich tot een volkomen uniek mens zal ontwikkelen. Misschien is het wel de Verlosser van de 21e eeuw die weggesaneerd wordt.

Zelfmoord is de ernstigste vorm van zelfontkenning en is daarom nog steeds verboden. Met uitzondering van euthanasie onder de omstandigheid van onmenswaardig leven. In het geval van euthanasie is het de mens die zelf besluit te willen sterven. Het ongewenste embryo heeft niet de gelegenheid om zich over het eigen sterven te kunnen uitspreken en daarom is er sprake van, het kan echt niet anders noemen, moord.

Er is maar een klein percentage van mensen die aan een erfelijke ziekten lijden die zelfmoord willen plegen, maar het gebeurd wel en ik vindt dat mensen vrij zijn die keuze zelf te maken.
Als met genetisch onderzoek voorspeld zou kunnen worden dat de drager van de erfelijke ziekte later zelfmoord zal plegen dan is de situatie anders. Die wil er niet zijn omdat er teveel lijden gevraagd wordt. Als een dergelijke voorspelling mogelijk zou zijn is dat een argument om embryoselectie toe te staan. Dan zou in zekere zin de toekomstige drager van het gen zelf dat besluit nemen.

Er kan ook afgevraagd worden wat de consequenties zijn voor de andere kinderen in het gezin die wel door de selectie heen gekomen zijn.
De ouders geven een dubieus signaal af aan het embryo dat wel mag leven. Het signaal is ‘als jij het gen gehad had dan hadden we je vermoord’ of anders ‘als je niet perfect bent ga je eraan’. Het is uit de praktijk van de psychotherapie bekend dat de foetus dit soort boodschappen oppakt. Het is verder bekend dat kinderen met een dergelijke bestaansgrond later een grote kans op ernstige psychische aandoeningen hebben.
Opnieuw, naast alle andere gerommel met de bevruchting en de foetus, een duistere stap met potentieel zeer nadelige consequenties.

Embryoselectie toestaan voor gevallen waarbij het overlevingspercentage boven een bepaalde grens ligt biedt geen oplossing. Het blijft een poging de mens tot een ding te maken en daarmee glijd onze bestaansgrond onder ons vandaan. Bovendien is er sprake van het beruchte hellende vlak. De volgende stap kan zijn dat embryo’s met genen voor psychische afwijkingen ook weggesaneerd worden. De mogelijkheid ligt dan te dichtbij om op grond van kosten van behandeling van psychische patiënten en hun geringe bijdrage aan de productie de grens naar beneden te verleggen. Dit is niet ondenkbaar; het is in een andere vorm al voorgekomen in de geschiedenis van Noord Europa. Hoewel dit een zeer ernstig gevolg van een besluit tot goedkeuring van de selectie kan zijn is dit niet mijn hoofdargument er tegen dat ik hier nogmaals in andere woorden herhaal.

Voor alle ziekten die erfelijk zijn geldt dat de dragers ervan die geen kinderen met het gen willen hebben hun eigen Zijn en dat van het kind ontkennen. Hierbij wordt opgemerkt dat ook als voorouders die de ziekte hadden niet bestaan zouden hebben, de nazaat dan zijn eigen bestaan ontkent. Zonder die voorouder(s) was de unieke nazaat er niet geweest. Daarom zou het principe horen te zijn dat iedere vorm van embryoselectie verboden is. De grondslag van deze redenatie is dat er een verbod rust op zelfontkenning en op de ontkenning van het bestaan van een ander. Een verbod op de levenshouding die zegt dat het er niet toe doet dat ik geleefd heb. Vanuit existentieel perspectief bestaat er een verbod op nihilisme ,de mens is slechts een materieel ding zonder dat er iets aan de geboorte voorafgaat en er iets na de geboorte blijft bestaan.

Vanuit het perspectief van de ziel van de mens is embryoselectie een spirituele, ja opnieuw er is geen beter woord voor, misdaad. Een meerderheid van de Nederlandse bevolking gelooft in het bestaan van de ziel. We praten hier niet over een spirituele niche. De ziel vraagt om hergeboorte (reïncarnatie) in een volgend leven om zichzelf wel te kunnen realiseren. Vanuit zielsperspectief worden soms inderdaad ernstige obstakels opgeworpen. Voor de omgang daarmee wordt gevraagd om ernst en verantwoordelijkheidsbesef in plaats van de vluchtweg van de ontkenning van het eigen leven en dat van de ander. Ik leef erg mee met mensen die door een erfelijke ziekte getroffen worden of zelf voor de keus staan een embryo te gaan selecteren omdat er bijvoorbeeld borstkanker voor het kind dreigt. Niettemin kan het helaas niet anders dan het morele gevoel dat embryoselectie afwijst van een hogere orde te verklaren omdat ons aller bestaansgrond, letterlijk en figuurlijk, in het geding is.

De voortschrijdende medische techniek zadelt mensen met ethische vraagstukken op die van dermate existentiele aard zijn dat van hen niet verwacht kan worden dat zij een besluit kunnen nemen dat alle implicaties in overweging neemt. Sentimentaliteit kan geen grond voor besluiten zijn. Ook de doctor wordt te zwaar belast wanneer hij behandelingen moet weigeren. De enige mogelijkheid is dat deze kwestie per wet geregeld wordt vanuit de gedachyte dat de wet dan een hoger moreel niveau vertegenwoordigd en ons verlost van een voor de meesten haast ondragelijke verantwoordelijkheid.

Voor vrouwen die het borstkankergen doorgeven is adequate psychologische hulp nodig teneinde hun mogelijke schuldgevoelens of andere geestelijke problemen in een breder perspectief te plaatsen zodat zij van die last verlost worden. De medische wetenschap hoort haar aandacht te verleggen van embryoselectie en aanverwante onderwerpen naar nog betere behandeling van erfelijke ziekten.

Voor degene die zijn kind doormiddel van embryoselectie wegsaneert is dit een gemiste kans. Ik ken nogal wat mensen bij wie een gehandicapt kind ertoe geleid heeft dat de ouders de essentie van leven terugvonden, namelijk niet die overheersende materiele een instrumentele benadering die overal om ons heen overheerst. Zoals dat bij mezelf met het vinden van een oplossing voor mijn depressies gebeurd is.

Uiteindelijk gaat deze discussie niet over percentages overlevingskans van een embryo. Het gaat erover of een geïnstrumentaliseerde en verrationaliseerde gemeenschap in staat is zichzelf de ruimte te geven om opnieuw, maar nu op een hoger bewustzijnsniveau dan in voorgaande eeuwen, het sacrale van het leven terug te vinden.